Niccolò Paganini

Ik pakte de muziek van Paganini en bestudeerde mijn moeders aantekeningen. Paganini werd de duivel genoemd. Gekleed in het zwart, met wapperende haren en een gelaatskleur als een lijk, had hij de viool een aparte status bezorgd. Hij speelde het liefst in het halfdonker en had zijn bijnaam uitgebuit: een fladderende duivel die zijn publiek betoverde. Zoals Liszt op de piano onmenselijke toeren had uitgehaald, verlegde Paganini alle grenzen van de viool. Zijn gereedschappen waren zijn soepele en lenige duivelsvingers, die over de snaren vlogen en als in een versneld afgespeelde film hun loopjes speelden, onnavolgbaar voor de gemiddelde violist van zijn tijd. De legende ging dat hij om middernacht op kerkhoven speelde. In het duister of bij volle maan, dansend op de dekstenen van de graven, in het zwart, met zijn krijtwitte gezicht, zijn ogen koortsig priemend in het duister.
Mijn moeder had zijn capriccio’s gespeeld, misschien niet in het voorgeschreven tempo, maar ze had ze bestudeerd, dat was nog te zien aan de aantekeningen die ze bij de muziek had genoteerd.
Had ze Paganini gespeeld als ze uit bed was gehaald door haar vader, wanneer hij ’s avonds laat na zijn vergaderingen van de NSB thuis was gekomen en zij nog van hem moest studeren? Ik stelde me haar voor bij haar slaapkamerraam, in het maanlicht, haar koude vingers in een razend tempo, vliegend over de snaren.
Ik leunde achterover en staarde naar de kaften. Deze muziek had ze met Ben gespeeld, en met deze muziek had ze toelatingsexamen gedaan voor het conservatorium. En daarna had ze deze muziek in het kamp uitgevoerd en terug in Nederland de map voor altijd gesloten.

Kop

Beschrijving

Kop

Beschrijving