Johannes Brahms

Onderweg naar huis speelde de radio de Vierde symfonie van Brahms. Aan het eind van het derde deel draaide ik de parkeerplaats van een benzinestation op en parkeerde de auto naast een verlaten picknicktafel. De inleidende akkoorden van het vierde deel leken heipalen te slaan in het drassige weiland waar ik op uitkeek. Ik sloot mijn ogen en luisterde naar de blazers. In zweepslagen daalde de muziek op mij neer. De melodie die volgde masseerde mijn rug en nam de spanning weg die de therapiesessie had veroorzaakt. Het zou goed komen, de muziek vertelde het me en gaf me een bemoedigend duwtje in de rug. Hier en daar beukend, dan weer strelend, leidde het stuk naar de fluitsolo die in korte zinnen, steeds hoger en hoopvoller, met een stralende klank vragen leek te stellen, om daarna berustend af te dalen, kalm, vredig, vol vertrouwen in de toekomst.
Terwijl het orkest met de klarinet en de hobo het slotoffensief inzette opende ik mijn ogen. De ramen van de auto waren aan de binnenkant beslagen en met een sponsje veegde ik een kijkgaatje in de voorruit. Turend naar het weiland in de verte, werkte Brahms als balsem voor mijn ziel.

Kop

Beschrijving

Kop

De hele symfonie